Het instrument is in 1928 speciaal gemaakt voor de Joriskerk door orgelbouwer J. de Koff te Utrecht. Sinds 1971 is het in onderhoud bij Flentrop-Orgelbouw te Zaandam.

 

Kas en front.

Het orgel staat op een balkon aan de westzijde van het kerkinterieur. Duidelijk is te zien dat de vormgeving van het front fraai aansluit op de Gotische architectuur van de kerkruimte. Het front is ‘open’, dat wil zeggen dat het niet omsloten wordt door de orgelkas. De achterste en hoogste geleding van het front heeft 29 pijpen die vanuit het midden naar de zijden en iets achterwaarts aflopen. Van rechts naar links gezien zijn de nrs. 12 t/m 26 sprekend, dat wil zeggen dat ze echt geluid geven. De andere veertien zijn alleen ‘voor het oog’ – zij maken geen muziek. Het lagere frontdeel bestaat geheel uit loze pijpjes. Achter het open front bevindt zich een dak over de gehele rest van het orgel.

 

De onderbouw, dat is het bruine gedeelte onder de frontpijpen, bestaat uit een draagconstructie van massief houten stijlen en regels. Aan de buitenzijde is deze constructie bekleed met triplex platen. De onderbouw heeft tegen de westmuur aan weerszijden een verbreding met twee kasten. Aan de noordzijde staat hierin de windmachine met regulateur. Aan de zuidzijde is, behalve kastruimte voor bladmuziek, de toegang tot het interieur van de onderbouw.

 

Windvoorziening.

In de onderbouw staat de windvoorziening. Aan de noordzijde steken de enkele balgtrede en het windzicht buiten de wand. Beide functioneren nog, wat betekent dat bij stroomuitval het orgel toch spelen kan. De windvoorziening bestaat uit een magazijnbalg met dubbele vouw, eronder is een enkele schepbalg.

 

De grote balg voedt een kleinere magazijnbalg met een enkele vouw. Het traktuursysteem is rein-pneumatisch, wat betekent dat de verbinding tussen de klaviertoetsen en de pijpen beheerst wordt door middel van luchtdruk. Gevolg voor de organist: het orgel reageert traag. Als je maar niet gaat zitten wachten is dat niet erg.

 

Windladen.

Windladen zijn langwerpige holle ruimten onder de pijpen, waarin de lucht gepompt wordt  om die pijpen aan te blazen. Direct achter het grote front bevindt zich de windlade van het hoofdwerk, met daarop het belangrijkste gedeelte van het pijpwerk. Daarachter is een gang voor de stemmer en vervolgens de zwelkast met de lade. Tegen de westmuur staat het houten pijpwerk van de Bourdon 16' op een aparte lade. Ook het sprekende frontpijpwerk heeft een aparte lade.

 

Wordt het je nu allemaal technisch genoeg? Hier stoppen! Wil je meer weten? Wordt aan gewerkt.